4 misvattingen over een gebroken sleutelbeen

4 misvattingen over een gebroken sleutelbeen

Tekening van een sleutelbeen.

Een gebroken sleutelbeen is zonder twijfel een van de meest voorkomende kwetsuren bij wielrenners. Egan Bernal, Robert Gesink, Wilco Kelderman en Rigoberto Uran zijn slechts enkele namen uit een lange rij dit seizoen. Gelukkig bewijst Egan Bernal dat je vervolgens ‘gewoon’ weer een Tour de France kunt winnen.

Het is een kwetsuur die zich meestal snel openbaart, en die je soms al kunt vermoeden aan de houding die een gevallen renner aanneemt. Vaak met een hand op de borst en de schouder wat naar voren.

Dat zoveel wielrenners hun sleutelbeen breken is niet zo vreemd. Een plotselinge val op hoge snelheid zorgt ervoor dat je nauwelijks tijd hebt om een hand uit te steken. Bovendien zitten je voeten vaak nog vast aan je pedalen, wat je de kans ontneemt om door te rollen.

Gelukkig is de breuk meestal zonder complicaties en geneest het bot snel zonder de noodzaak van een operatie. Maar juist omdat de breuk zoveel voorkomt, bestaan er ook enkele misverstanden. Een goede zaak dus om een aantal van die hardnekkige mythes voor eens en altijd te ontkrachten.

Misvatting 1: een sleutelbeen wordt sterker nadat hij een keer gebroken is

Helaas is er geen enkel wetenschappelijk bewijs dat een bot sterker wordt na een breuk. Na de breuk ontstaat weliswaar een verdikking van het bot, maar die is van tijdelijke aard. Deze kalkachtige verdikking verdwijnt na maximaal zes maanden.

Je kunt je botten trouwens wel sterker maken door training. De weerstand die je lichaam krijgt krijgt laat je botten groeien, terwijl gebrek aan belasting zorgt voor de afbraak van botweefsel. Beweeg je weinig, dan wordt de kans dus wat groter dat je een bot breekt.

Misvatting 2: het sleutelbeen is een nutteloos botje

Een nutteloos botje? Allerminst. Je sleutelbeen verbindt het schouderblad namelijk met het borstbeen, en samen met het schouderblad zorgt je sleutelbeen ervoor dat je arm een vrijwel complete draai kan maken.

Misvatting 3: een operatie zorgt voor een sneller herstel

Dat het bot sneller aan elkaar groeit wanneer er een operatie plaatsvindt, is ook niet waar. Waarom de profs meestal wel een operatie ondergaan? Dit doet men vaak om het bot vast te zetten, waarna een wielrenner sneller weer zijn training kan oppakken.

Soms is een operatie noodzakelijk, wanneer de breuk gecompliceerd is. Bijvoorbeeld als het bot op meerdere plekken gebroken is. De operatie is dan nodig om het bot weer goed op zijn plaats te brengen.

Misvatting 4: een operatie vermindert de kans op complicaties

Het omgekeerde is het geval. Met een operatie neemt het risico op complicaties – zoals een infectie – enigszins toe. Wel kan een operatie je sneller een goed gevoel geven. Het plaatje dat op je bot wordt geschroefd, voorkomt namelijk iedere beweging van de botdelen, die in het begin anders nog merkbaar is. Wat niet betekent dat het bot daadwerkelijk sneller vastgroeit. En dat ‘rare’ gevoel wanneer je geen operatie laat doen duurt hooguit een paar weken.

Zo herken je een gebroken sleutelbeen

Een gebroken sleutelbeen herken je aan een hevige pijn in het schoudergebied. Het is bijna niet mogelijk om je arm op te tillen en je arm hangt vaak iets naar voren. Ook zie je meestal direct een zwelling en een bult, daar waar het bot uitsteekt.

Zit je zelf in de lappenmand met een gebroken sleutelbeen? Sommigen zeggen dat je dán pas een echte wielrenner bent. Een schrale troost natuurlijk. In ieder geval is het geruststellend om te weten dat je in de meeste gevallen met enkele weken al weer op de fiets kunt zitten. Alle reden dus om tijdens je herstel mooie nieuwe fietsplannen te maken en hard te werken aan je comeback.

Illustraties: Anders Pearson

Join the discussion