De meeste wielrenners houden wel van een uitdaging. En zien hoever je kunt gaan, ver voorbij je comfortzone is dan misschien wel de ultieme test. Bijvoorbeeld door in één dag een bizarre 500 kilometer te gaan fietsen…
Nu kun je iedere wielrenner natuurlijk vragen wat hij of zij verstaat onder een extreem lange tocht. Fiets je voor de eerste keer 100 kilometer, dan is dat logischerwijze al een grote mijlpaal. En een tocht van 200 kilometer is voor bijna iedere wielrenner al bikkelen.
Uiteraard kan het altijd verder. Want wat dacht je van een bijna absurde 500 kilometer in een dag? Wat doet dat met lichaam en geest? Natuurlijk verschilt dat van persoon tot persoon. Maar een taaie onderneming is het op zijn minst, waarbij je het beste in jezelf naar boven moet halen.
Waarom zou je aan zoiets beginnen?
Dat is een goede vraag natuurlijk. Heel wat mensen zullen je voor gek verklaren wanneer je vertelt dat je 500 kilometer gaat fietsen op één dag. En toch zit het in ons mensen dat we altijd het avontuur zoeken en verder willen, naar plekken waar we nooit zijn geweest. Of het nu de top van een berg is, of de mentale en fysieke toppen van ons kunnen.
Voorbereiden
Wanneer ben je klaar voor een tocht van 500 kilometer? Daar is geen regel voor natuurlijk. Wel helpt het als je al heel wat kilometers hebt gemaakt in de maanden vooraf. Lange en korte ritten. Je fitheid gaat bepalen hoelang je comfortabel op je fiets blijft zitten en op welk punt het afzien echt begint.
De mindset: ik ga dit doen
Vaak zijn we geneigd om te onderschatten hoe groot het mentale aandeel is als we iets uitzonderlijks ondernemen. Toch kom je niet ver zonder geloof in jezelf, vastberadenheid en mentale weerbaarheid.
Gelukkig stelt je geest zich ook in op zo’n bizar lange tocht, wanneer je eenmaal het besluit hebt genomen. Zodra in je hoofd de knop omgaat, dan lijkt je lichaam er al wat beter klaar voor te zijn.
Ritme vinden
Wanneer je net vertrokken bent dan is het zoeken naar een ritme. Snelheid is van minder belang. Zolang mogelijk fris blijven en zuinig omgaan met je energie is waar het om draait. Ieder uur wat eten, blijven drinken en een paar keer wat langer afstappen om even te rusten. Het draait allemaal om de details.
Nachtelijke uurtjes
De kans is groot dat je in het donker begint, of juist eindigt. Tenzij je een rit plant in hoog zomer natuurlijk. Fiets je door de nacht, dan heeft dat iets aparts. De wereld lijkt ineens een stuk kleiner, en je beseft nog meer dat je met iets heel bijzonders bezig bent. Terwijl je naar je lampje staart, schieten tal van gedachten door je hoofd.
Slijtageslag
Hoe uitgerust en goed getraind je ook was, de kans is groot dat je lichaam vroeg of laat begint te protesteren. Na een tijdje zit je zadel niet meer zo fantastisch, en ook je polsen, nek, schouders en rug krijgen het moeilijker. Even afstappen om je te strekken is niet meer voldoende en op iedere klinkerweg voel je dat je lichaam meer en meer begint te haperen.
Je benen klagen gek genoeg nog het minst. Of misschien is dat wel logisch. Al kan ook de kramp genadeloos toeslaan. Maar daar kun je tenminste nog van herstellen.
Dat je eetlust afneemt, na de vele koekjes, gelletjes, cakejes en wat al niet meer, is ook niet gek. Je zelf wat forceren om iets te eten dan maar. Te weinig eten is desastreus.
Het mentale spel
Je deelt je rit in stukjes, en telt af naar ieder bijzonder punt op je route. Door je tocht op te breken in stukken lijkt het gek genoeg wat beter behapbaar. Al een vijfde, al een kwart, al bijna op de helft… Je stelt jezelf telkens een beloning in het zicht, een maaltijd of een rustpauze.
Toch stompen je gedachten langzaam af, wanneer de vermoeidheid inzet. Waar je nog wel aan denkt is hoe fijn het zou zijn als je over de finish rolt.
De finish
Hoe sterk je metaal bent, besef je pas als je na de finish. Nu je tot stilstand bent gekomen begin je namelijk pas echt te voelen wat de impact was van je avontuur. Alsof je lichaam weet: de bizarre inspanning is nu over. Probeer je na een tijdje toch weer op te stappen, dan zal het hele lichaam uit alle macht protesteren.
Nog eens?
Zeer waarschijnlijk zul je van zo’n monstertocht geen vaste gewoonte maken. Toch bouw je een bepaalde taaiheid op, als je het vaker doet. Maar dat moet je dat wel willen natuurlijk. Waarschijnlijk is er geen haar op je hoofd die daar aan denkt zodra je gefinisht bent.
Maar dat is ook het bijzondere van de mens. Langzaamaan vergeet je namelijk alle pijntjes, en blijft er alleen maar een vage herinnering over. Waardoor het vroeg of laat toch weer begint te kriebelen… Een mens is tenslotte niet gemaakt om op de bank te zitten.
Foto: Pablo Guerrero