Wanneer het woord Flandrien valt, dan denk je natuurlijk onmiddellijk aan de klassiekers. Aan regen en wind, armzalige kasseistroken en onverzettelijke renners die de stenen uit de straat rijden. Maar wat is de exacte definitie van een Flandrien eigenlijk, en waar komt die term vandaan?
Door het leven gaan als een Flandrien. Voor een klassiekerrenner bestaat er wellicht geen groter compliment. Ook al kun je dagenlang discussiëren over de precieze definitie van het woord. Vraag het tien wielerfans, en je zult tien antwoorden krijgen die net even anders zijn.
Maar dat het gaat over de taaiste renners in de voorjaarskoersen, zij die excelleren in ongenadig vies weer, daar zijn de meesten het wel over eens. Maar moet het per se een Vlaamse renner zijn, en een veelwinnaar die alle voorjaarskoersen rijdt, alsof zijn leven er vanaf hangt?
Romantisch verzinsel
De een zal je vertellen dat Tom Boonen de laatste Flandrien was, waar de ander nog veel verder terug gaat in de tijd, en Briek Schotte aanwijst aan laatste van zijn soort. Sommigen beweren zelfs dat de Flandrien überhaupt nooit heeft bestaan, en slechts een romantisch verzinsel is van journalisten.
De naam bestaat in ieder geval al sinds het begin van de vorige eeuw en heeft zelfs het woordenboek gehaald. De Van Dale omschrijft een Flandrien als volgt: (Vlaamse) wielrenner die behalve door een grote fysieke kracht, gekenmerkt wordt door het vermogen om in ongunstige (weers)omstandigheden zijn strijdlust te behouden, en daardoor uitermate geschikt is voor het rijden van de Vlaamse voorjaarsklassiekers.
Waarschijnlijk neemt maar de helft genoegen met die uitleg, want voor de echte puristen moet de Flandrien daarnaast ook nog eens flink wat ellende hebben meegemaakt, een harde kop bezitten en een pure broodrenner zijn zonder uiterlijke franje. Onverzettelijk dus, en niet te gesoigneerd graag.
De Van Dale mag dan een klein beetje helderheid scheppen, toch is de betekenis van het woord in de loop van de geschiedenis behoorlijk veranderd. De tijd dat alleen wielrenners uit Oost- en West-Vlaanderen door konden gaan voor Flandriens is voor de meesten bijvoorbeeld wel voorbij.
Geestelijk vader: Karel van Wijnendaele
Gelukkig is de oorsprong van het woord Flandrien al wat minder vaag dan zijn betekenis. Het is een term die opduikt aan het begin van de twintigste eeuw namelijk, en het is in eerste instantie zelfs een scheldnaam.
Vlaamse seizoenarbeiders die in Noord-Frankrijk en Wallonië komen werken, krijgen het stempel Flandrien. Een ruw volk dat wel van aanpakken weet. De naam vindt vervolgens zijn weg in het wielrennen, maar gek genoeg als eerste op de baan.
De titel Flandrien gaat pas leven in het peloton dankzij de Vlaming Karel van Wijnendaele. Wel is de wielerjournalist, ploegleider, manager en grondlegger van de Ronde van Vlaanderen nog heel secuur bij het aanwijzen van Flandriens. Renners uit de Kempen, Vlaams Brabant of Limburg horen daar niet bij. Die missen de verbetenheid namelijk. Van Wijnendaele spreekt dan ook over het Ras der Flandriens.
Pas na zijn dood krijgt de term zijn huidige betekenis van de onverzettelijke, strijdlustige renner die liever sterft dan dat hij een ander ziet winnen.
Internationale allure
Natuurlijk krijg een naam die zo tot de verbeelding spreekt ook internationale bekendheid. In het Engels ontstaan zelfs verschillende uitdrukkingen die je kunt linken aan de term Flandrien. Zo is er de uitdrukking At his Flandrian best voor iemand die in koud en regenachtig weer in korte broek blijft fietsen. Maar ook een Flandrian facial (bemodderde kop) en een Flemish tanline (modder tot aan de rand van de fietsbroek) vinden hun weg in de volksmond.
Ook mooi is de betekenis van een Flemish mirror: de weerspiegeling van een wielrenner op het natte asfalt.
Tot slot kun je natuurlijk de vraag stellen wie de huidige Flandriens zijn in het peloton. Niki Terpstra, Wout van Aert, Yves Lampaert, Stefan Küng… Mathieu van der Poel? Maar een Flandrien in een witte broek, kan dat wel? En hoe zit het eigenlijk met de Flandriennes?
Voer voor een uitgebreide discussie, waar je waarschijnlijk niet meer uitkomt. Maar misschien is dat wel prima, en moeten we die term Flandrien vooral met een korreltje zout nemen. Zolang er maar gestreden wordt in de koers.
Bronnen: Wikipedia, Atlas van de Nederlandse Taal, Trouw, Van Dale. Foto bij intro: Koers, Museum van de wielersport.