3 bizarre gewoonten die wielrenners ooit heel normaal vonden

3 bizarre gewoonten die wielrenners ooit heel normaal vonden

Nog even een sigaretje voor de klim begint? Waarschijnlijk het laatste waar jij aan denkt als jij een col ziet opdoemen. Toch was het ooit de gewoonste zaak van de wereld. 

Wielrenners deden in het verleden heel wat gekke dingen. Je kunt niet anders concluderen als je de geschiedenisboeken openslaat. Hier zijn drie voorbeelden als bewijs.

Met wijn en bier meer koersplezier

Een musette aanpakken? Bevoorrading via de auto? Vergeet het maar. In de begindagen van het wielrennen moest een renner het zelf maar regelen onderweg. En kwamen ze langs een café, dan ging bier, wijn of brandewijn er wel in. Al was het maar om de ellendig lange koersen van die tijd wat plezieriger te maken… 

Je snapt het al, diëtisten en voedingsdeskundigen waren in die tijd ver te zoeken. Een droge keel en een lege maag was het enige wat je moest vermijden. Pas veel later kwam het besef dat wát je eet en drinkt wellicht ook wel eens bepalend kon zijn voor de winst.

Tiet veur un pafke

Kleine kans dat jij ooit met peuken in je achterzak op je racefiets zat. Toch was er een tijd dat renners graag een sigaret rookten op de fiets. En met name voor een zware beklimming. Dat was een goed middel namelijk om je longen te openen. Dacht men…  

Geleidelijk aan werd deze gewoonte minder populair. Door nieuwe wetenschappelijke inzichten uiteraard. De laatste profwielrenner die we daardoor op de fiets zagen roken, was Mario Cipollini. Dat was in Parijs-Nice, in 1994. Toen nog? Ja, maar dat was een sigaretje uit pure verveling, gaf Cipo later aan.

Biefstukken voor het ontbijt

Gels en reepjes, die bestonden een eeuw geleden natuurlijk nog niet. Maar waarschijnlijk had een renner er ook voor bedankt. Vlees was namelijk veel belangrijker. Voor, tijdens en na de koers. Van vlees kreeg je energie!

Iemand die daar ook zo over dacht was de eerste Tour-winnaar, Maurice Garin. Die kon zich herinneren dat hij tijdens een race van 24 uur eens 45 koteletjes (!) wegwerkte. (Naast onder meer eieren, oesters, rijst, liters koffie en thee, en rode wijn.)

Het idee dat je als wielrenner niet zonder vlees kon, bleef nog lang bestaan. En dus stond er ook decennia later vaak nog biefstuk op het ontbijt, voor aanvang van de wedstrijd.

Natuurlijk waren het andere tijden, en hebben we sinds die tijd een hoop geleerd. En wie weet worden wij ook wel een beetje voor gek verklaard over vijftig of honderd jaar. De vraag is alleen, voor welke ‘gekke’ gewoonte?

Foto’s: Picryl en Unsplash