Dat de coronacrisis je nieuwe inzichten heeft gegeven, dat kan bijna niet missen. Zelfs op fietsgebied zijn we heel wat wijzer geworden, nu de intelligente lockdown voorbij is. Als het op virtuele races aankomt bijvoorbeeld, of het hebben van een uitdaging. Maar ook wat we nu echt zo waarderen aan onze favoriete sport.
Dit is wat de crisis ons als fietsliefhebbers heeft geleerd.
We kunnen niet zonder de fiets
Massaal pakken we de fiets om fit te blijven, om van A naar B te komen, en om onze gedachten te verzetten. We trainen binnen én buiten, maar zien de fiets ook als een goed alternatief om het openbaar vervoer te vermijden. Dat we volop gebruik maken van de fiets is ook te merken bij de fietsenmaker. Die weten we in deze tijd namelijk ook goed te vinden.
E-racing is een hele andere tak van sport
E-racing is dankzij de crisis populair. Maar dat het deels om hele andere talenten vraagt is ook gebleken, als je naar de uitslagen kijkt. Het is te simpel om te stellen dat een virtuele race alleen maar draait om zo hard mogelijk trappen. Maar dat je het niet kunt vergelijken met een wedstrijd op de weg, dat is een feit.
Virtueel fietsen wint terrein, maar niet iedereen is overtuigd
Door de coronacrisis maakten veel meer wielrenners kennis met programma’s als Zwift. Een uitgelezen kans voor deze branche, maar tegelijk bleek ook nog steeds dat er voor veel wielrenners echt niks boven fietsen in de buitenlucht gaat.
Sommige profwielrenners hadden daar duidelijk ook last van. Wel was het voor de meeste ploegen een slimme manier om toch nog wat exposure te krijgen in deze periode zonder competitie. De virtuele Ronde van Vlaanderen trok zelfs 600.000 kijkers. Maar de vraag is natuurlijk, waren die er ook geweest bij een virtuele race in normale tijden?
We hebben behoefte aan uitdagingen
Het ontbrak ons behoorlijk aan wat afleiding de afgelopen weken, en aan een flinke uitdaging net zo zeer. Niet zo verwonderlijk, want geen enkel evenement kon doorgaan, en iedere vorm van competitie in real life was ook al uit den boze.
Het resultaat was dat we zelf monstertochten gingen fietsen, vaak in ons eentje. En ook Everesting werd een heuse hype tijdens de crisis.
Voor de profs was de behoefte aan een uitdaging misschien nog wel groter. En dus reden renners vaak bizar lange tochten, van 300 kilometer of meer. En dat was voor sommigen nog niet voldoende. Zo reed Remco Evenepoel 50 keer de Muur van Geraardsbergen op, en legde Molly Weaver maar liefst 130 kilometer af in haar eigen tuin, om geld in te zamelen voor Women’s Aid. Het zijn slechts twee voorbeelden van de vele uitdagingen die de profs aangingen in deze tijd.
Een crisis maakt mensen creatief
Dat mensen heel creatief zijn in tijden van crisis, bleek de afgelopen weken volop. Ook op fietsgebied. Zo bedacht Laurens ten Dam zijn eigen Dirty Kanzelled, als alternatief voor de geannuleerde gravelrace Dirty Kanza. Bekende wielrenners brachten ondertussen boodschappen bij mensen die daar zelf niet toe in staat waren, waarmee zij zelf meteen hun trainingskilometers konden maken. En de toertocht Backroads kon toch gewoon doorgaan door een hele slimme solo-versie te bedenken.
De honger naar de koers is groot
Langzaam maar zeker viel het hele klassieke voorjaar in duigen, en vervolgens ging er ook een streep door de grote rondes. Het gemis was groot, en dus keken we massaal naar documentaires en oude live-registraties.
Hoe zeer we verlangen naar competitie bleek ook uit het enorme succes van de Container Cup. In het Belgische televisieprogramma namen topsporters het op in een zevenkamp, waarbij Mathieu van der Poel zelfs in deze strijd (uiteraard) aan de haal ging met de winst.
Wielrennen is maar half zo leuk in je eentje
Een solo fietstocht kan heel fijn zijn, maar wat misten we de social rides, de clubtrainingen en de rondjes met onze vrienden. Natuurlijk vanwege het sociale aspect, maar ook om elkaar uit te dagen en te motiveren. Zo werd maar weer eens bewezen dat wielrenner veel meer is dan een sportieve uitlaatklep of een manier om aan je gezondheid te werken.
Foto: David Hellmann