De Tour de France belooft dit jaar weer een mooi spektakel te worden. Maar wat kunnen de renners qua parcours precies verwachten? Hieronder lees je alle details.
De 112e Tour de France start op zaterdag 5 juli in de Noord-Franse stad Lille, ook wel bekend als Rijsel. De Tour blijft dit jaar binnen de Franse landsgrenzen en bestaat onder meer uit twee tijdritten, drie dagen in de Pyreneeën, een terugkeer naar de Mont Ventoux en een slotstuk in de Alpen.
Maar liefst 51.550 hoogtemeters krijgen de renners te verwerken, en de finish is dit jaar weer in Parijs. Dat is pas op zondag 27 juli, en voor die tijd hebben de renners de volgende route over 3320 kilometer afgelegd:
Heuvelachtige start in het noorden
De eerste dagen van de Tour trekt het peloton door het noorden van Frankrijk, niet ver van de kust. Heuvels en vlakkere stukken wisselen zich daar af. Plus de wind kan er een factor zijn.
In de eerste en derde etappe zijn er kansen voor de sprinters. Grote kans hierdoor dat een sprinter als eerste de gele trui mag aantrekken. In de tweede en vierde etappe krijgen we flink wat heuvels, en daar liggen mogelijkheden voor de puncheurs.
Eerste tijdrit
Voor het vervolg trekken we verder West-Frankrijk in. In Caen wacht tijdens etappe 5 een individuele tijdrit van 33 kilometer, over vlakke en brede wegen. Hier kunnen de renners met ambities voor het geel waarschijnlijk voor het eerst laten zien wat ze waard zijn.

Pittige heuvels en meer vlakke etappes
Tijdens etappe 6 en 7 komen de renners meer heuvels tegen in Normandië en Bretagne. In de zesde etappe zelfs wel 3500 hoogtemeters. En ook de steile Mûr-de-Bretagne keert dit jaar terug, in etappe 7. Die kennen we natuurlijk nog van 2021, toen Mathieu van der Poel op spectaculaire wijze de gele trui pakte.
Etappe 8 en 9 zijn vervolgens weer veel vlakker, waardoor de sprinters kansrijk zijn.
Centraal Massief en Pyreneeën
Op Quatorze Juillet – de nationale Franse feestdag – krijgen we vervolgens de eerste bergrit, in het Centraal Massief. Met maar liefst zeven beklimmingen van de tweede categorie.
De dag erna is het tijd voor de eerste rustdag, waarna de renners de Tour vervolgen met een ‘vlak’ rondje Toulouse in etappe 11. Een kans weer voor de sprinters dus.
Vervolgens trekken we de Pyreneeën in, met in etappe 12 een finish op de Hautacam. Daarna volgt een klimtijdrit van 11 kilometer in etappe 13, naar Peyragudes. Een heftige klim met slechts een korte aanloop van twee kilometer.
Etappe 14 – de laatste dag in de Pyreneeën – finisht tenslotte ook bergop, in Superbagnères. Dit is een klim van de buitencategorie. En dat geldt ook voor de Tourmalet, die halverwege wacht.

Mont Ventoux en de Alpen
Voordat we de Alpen intrekken, krijgen we nog een heuvelrit naar Carcassonne, in etappe 15. Een kans voor de avonturiers? Een dagje later is het in ieder geval goed rusten, op de tweede rustdag van de Tour.
Daarna wacht in etappe 16 een finale op de Reus van de Provence: de Mont Ventoux. De laatste keer dat deze legendarische berg in de Tour werd beklommen, was in 2021. De behoorlijk vlakke etappe 17 is vervolgens weer een mogelijkheid voor de sprinters. Of krijgen we hier waaiers?
In etappe 18 zijn we dan echt in de Alpen. In deze bijzonder zware rit finishen de renners op de Col de la Loze, maar niet voordat ze hebben afgerekend met de Glandon en de Col de La Madeleine.
Etappe 19 is vervolgens ‘slechts’ 130 kilometer, maar wel met vijf beklimmingen. ook hier kunnen we dus de nodige actie verwachten. Finishen doen de renners op La Plagne, daar waar Michael Boogerd in 2002 een van zijn mooiste zeges behaalde.
Via de heuvels trekken we vervolgens naar het noorden, in etappe 20. Een typische etappe voor avonturiers.
Bijzondere finish in Parijs
Etappe 21 tenslotte verloopt wat anders dan normaal. De renners fietsen maar liefst drie keer over de kasseiklim in Montmartre namelijk, bekend van de Olympische Spelen. Dat wordt dus nog even wringen in smalle straatjes, voordat het peloton in razende vaart finisht op de Champs-Élysées.
Foto’s: A.S.O./Charly Lopez