De eerste dagen dat je weer in korte broek kunt fietsen, daar kijk je als wielrenner in het voorjaar naar uit. Maar bij welke temperatuur kunnen je beenstukken eigenlijk aan de kant?
De lente, daar verheugt iedereen zich jaarlijks weer op. En wielrenners niet in de laatste plaats. Geen ellenlange verkleedpartij meer voor je vertrekt, minder poetswerk bij terugkomst, en geen kou meer lijden meer tijdens je rit. Maar vooral: eindelijk weer fietsen zonder arm- en beenwarmers. Een heerlijk vooruitzicht natuurlijk.
Logisch ook dat ‘kort-kort’ (wat staat voor korte mouwen en korte broek) daarom zo’n bekend begrip is onder wielrenners.
Ook bij jou zal het enthousiasme groot zijn wanneer je de beenstukken of lange broek eindelijk weer kunt opbergen. Maar wat is nou eigenlijk het juiste moment daarvoor? En wat doe je op de frisse ochtenden, wanneer het pas laat opwarmt?
Gewoon even op de tanden bijten dan maar? En is de temperatuur überhaupt wel een goede graadmeter?
Factoren om rekening mee te houden
Misschien stond je vroeger in de winter vaak in je korte broek op een sportveld, en was er geen haar op je hoofd die er aan dacht om meer aan te trekken. In dat geval zou je kunnen denken dat wielrenners maar doetjes zijn.
Niet waar natuurlijk, want het zijn vooral de omstandigheden die nogal afwijken wanneer je op een fiets zit. Een grote factor die dan meetelt namelijk is rijwind. En die wind kan je behoorlijk laten afkoelen. Helemaal wanneer er ’s winters sprake is van waterkou: een koude lucht met een hoge luchtvochtigheid.
Los daarvan heb je ook nog een gevoelstemperatuur om rekening mee te houden. Want zelfs al sta je stil, dan kan het door de wind kouder aanvoelen dan wat de thermometer aangeeft. En dat kan soms gemakkelijk zomaar een graad of vijf schelen.
Een goede zaak dus om je benen warm te houden, wanneer het koud is. En niet alleen omdat je daardoor comfortabeler op je fiets zit. De kou is vooral ook een aanslag op je spieren en je knieën, waarbij de bloedcirculatie afneemt en je spieren stijver worden.
Of je een koukleum bent of niet, is dus niet echt van belang wanneer je een keuze maakt voor lang of kort.
De ondergrens
Vraag het aan tien wielrenners en je zult verschillende antwoorden horen. Maar de absolute ondergrens wordt vrijwel altijd gesteld op vijftien graden, buiten wedstrijden om. En voor sommigen is dat zelfs achttien graden.
Hanteer je die vijftien graden als regel, dan is het wel van belang dat het daadwerkelijk aanvoelt als vijftien graden. Je doet er dus goed aan om ook de gevoelstemperatuur te checken.
Profs en serieuze amateurs wachten vaak nog wat langer voor ze in kort gaan, en zijn daar behoorlijk strikt in. Wees dus niet verbaasd als je een prof tijdens een training pas in een korte broek ziet fietsen bij een graad of twintig.
En laat je vooral niet misleiden door profwielrenners die in volle koers ondanks de kou in korte broek fietsen. Een wedstrijd is qua intensiteit onvergelijkbaar met een trainingsrit.
Wat te doen bij twijfel
Mochten de omstandigheden twijfelachtig zijn, dan doe je er dus goed aan om de beenstukken nog wat langer aan te houden. Vrij zelden zul je er in dat geval last van hebben. En is dat een keertje wel zo, dan kan je ze onderweg altijd nog uittrekken en in je achterzak stoppen.
Ook op kille ochtenden in de lente doe je er daarom goed aan om voor beenstukken te kiezen. Of kies desnoods voor de kortere kniestukken, als compromis. De kans is dan groot dat je gewoon kunt doorfietsen, zonder er last van te hebben.
Koop je beenwarmers, let er dan ook op hoe warm ze zijn. Het is best handig namelijk om twee setjes te hebben met verschillende diktes. Eentje voor de echte kou, en een paar voor de frisse lentedagen. En uiteraard kun je ook voor een warmere fietsbroek kiezen in de winter, en voor wat dunnere beenstukken voor in het voor- en najaar.
Opties genoeg dus om comfortabel op je fiets te zitten, wat voor temperatuur je ook krijgt voorgeschoteld. Maar wacht nog wel even met alles uittrekken totdat je goed het weer hebt gecheckt. Twijfel je nog steeds daarna? Kies dan altijd voor lang, hoe verleidelijk een rondje in korte broek ook is.
Foto: Martin Magnemyr